Collabora Office 24.04 Help
U kunt Collabora Office zonder muis bedienen en alleen het toetsenbord gebruiken.
Op de hoofdpagina van de Help voor elke module (bijvoorbeeld de hoofdpagina van de Help voor Collabora Office Writer of Collabora Office Calc) staat een koppeling naar de Help voor de snelkoppelingen van die module.
Bovendien vindt u onder het trefwoord Toegankelijkheid stapsgewijze instructies voor het beheren van de geselecteerde module zonder een muis.
Wanneer u meerdere keren op F6 drukt, wordt de focus verplaatst en wordt er door de volgende objecten geschakeld:
menubalk,
elke werkbalk van boven naar beneden en van links naar rechts,
elk beschikbaar venster van links naar rechts,
document
Druk op Shift+F6 om in tegenovergestelde richting door objecten te schakelen.
Druk op
+F6 om naar het document te schakelen.Druk op F10 om heen en weer te schakelen naar de menubalk.
Escape sluit een geopend submenu, een werkbalk of het huidige vrije venster.
Druk op Bestand te selecteren). Met de pijltoets naar rechts wordt het volgende menu aan de rechterkant geselecteerd; met de pijltoets naar links het vorige menu.
of F6 of F10 om het eerste menu (het menuMet de pijl omlaag opent u een geselecteerd menu. Telkens wanneer u daarna op de pijl omlaag of pijl omhoog drukt, worden de menuopdrachten doorlopen. Met de pijl naar rechts opent u bestaande submenu's.
Druk op Enter om de geselecteerde menuopdracht uit te voeren.
Druk meerdere keren op F6 totdat het eerste pictogram op de werkbalk geselecteerd is. Gebruik de pijlen naar rechts en links om een pictogram op een horizontale werkbalk te selecteren, en de pijlen omhoog en omlaag voor een pictogram op een verticale werkbalk. Met de Home-toets selecteert u het eerste pictogram op een werkbalk, en met de End-toets het laatste pictogram.
Druk op Enter om het geselecteerde pictogram uit te voeren. Als het geselecteerde pictogram normaal gesproken een opvolgende muisactie vereist, zoals het invoegen van een rechthoek, dan is het drukken op de Enter-toets niet voldoende: druk in deze gevallen op
+Enter.Druk op
+Enter op een pictogram voor het maken van een tekenobject. Een tekenobject zal in het midden van het beeld worden geplaatst, met een vooraf gedefinieerde grootte.Druk op
+Enter op het hulpmiddel Selectie om het eerst tekenobject in het document te selecteren. Als u het geselecteerde tekenobject wilt bewerken, grootte wijzigen, of verplaatsen, gebruik dan eerst +F6 om de focus in te stellen in het document.Als een werkbalk te lang is om in zijn geheel op het scherm weer te geven, staat er een pictogram aan de rechter- of onderkant van de balk. Selecteer de werkbalk en druk op PageUp of PageDown om de resterende pictogrammen weer te geven.
Druk op de pijl omlaag of naar rechts om de geselecteerde werkbalk te openen. Dit is gelijk aan een klik met de muis. Gebruik in de werkbalk de linker- en rechterpijltoetsen. Met de toetsen Home en End kunt u respectievelijk het eerste en laatste pictogram op de werkbalk selecteren.
Sluit de werkbalk met Esc. U kunt de werkbalk niet zonder een muis verplaatsen.
Selecteer de keuzelijst met invoervak. Druk op Enter.
Gebruik de pijl omlaag of Page Down-toets om omlaag te scrollen door de items in de keuzelijst met invoervak, of de pijl omhoog of Page Up-toets om omhoog te scrollen. Met de Home-toets gaat u naar het eerste item en met de End-toets naar het laatste item.
Druk op Enter om het geselecteerde item uit te voeren.
In verscheidene vensters, dialoogvensters en het controleveld van de tabel staan tabellen waarin u gegevens kunt selecteren, bijvoorbeeld in het rechterdeel van de Gegevensbronweergave. De volgende toetsen worden gebruikt voor selecties in deze tabellen:
Spatiebalk: wisselt tussen selectie van de huidige rij en annulering van een selectie, maar niet als de huidige cel in bewerkingsmodus is.
+spatiebalk: schakelt tussen selecteren van de huidige rij en het annuleren van deze selectie
+spatiebalk: schakelt tussen selecteren van de huidige kolom en het annuleren van deze selectie
+pijl omhoog of +pijl omlaag: verplaatst de vensterscheiding tussen tabel en formulier, bijvoorbeeld in de database Bibliography.
In een tabelbesturingselement of in de gegevensbronweergave, verplaatst de Tab-toets naar de volgende kolom. Druk op
+Tab om naar het volgende besturingselement te verplaatsen. Druk op Shift+ +Tab om naar het vorige besturingselement te gaan.Druk eerst op
+spatiebalk.Er wordt een systeemmenu geopend met opdrachten zoals Verplaatsen, Grootte wijzigen en Sluiten.
Kies een opdracht (pijl naar beneden, dan Enter).
Nu kunt u met de pijltoetsen het dialoogvenster of venster verplaatsen of het formaat ervan wijzigen.
Druk op Enter om de wijziging te accepteren. Druk op Escape om de wijzigingen te annuleren.
Druk op F6 tot het venster of de werkbalk geselecteerd is.
Druk op
+Shift+F10.Druk op Shift+F4 om het eerste object in het huidige document te selecteren. Als een object is geselecteerd, druk dan op Tab om het volgende object te selecteren, of druk op Esc om terug te gaan naar de tekst.
Een geselecteerd OLE-object kan met de Enter-toets geactiveerd worden.
Gebruik de pijltoetsen om het geselecteerde object per rasterresolutie-eenheid te verplaatsen.
Stel de eenheid voor de resolutie van het raster in met - Collabora Office Writer - Raster in het gebied Resolutie. Indien u in het gebied Onderverdeling een getal invoert dat groter is dan 1, moet u zo vaak op de pijltoets drukken als het getal aangeeft om het geselecteerde object met één eenheid van de resolutie voor het raster te verplaatsen.
Gebruik de
en pijltoetsen om het geselecteerde object één pixel te verplaatsen.Gebruik
+Tab om in de bewerkingsmodus voor handvatten te komen. Het handvat linksboven is het actieve handvat, dat begint te knipperen. Gebruik +Tab om het volgende handvat te selecteren. Druk op Escape om de bewerkingsmodus voor handvatten te verlaten.In de modus voor bewerking van grepen, kunt u de pijltoetsen gebruiken om de geselecteerde greep te verplaatsen. Hierdoor wordt de grootte van het object gewijzigd.
U kunt het anker van een object met de pijltoetsen verplaatsen. Ga eerst naar de bewerkingsmodus voor grepen en selecteer het anker. Afhankelijk van het type kunt u het anker dan in verschillende richtingen verplaatsen.
Selecteer het object.
Ga naar de bewerkingsmodus voor handvatten met
+Tab.Het handvat linksboven gaat knipperen. Druk meerdere malen op
+Tab, totdat er geen handvat meer knippert. Dit geeft aan dat nu het anker van het object is geactiveerd.Gebruik de pijltoetsen om het anker te verplaatsen. Het object volgt het anker dienovereenkomstig.
U kunt het anker van het geselecteerde object bijvoorbeeld in het contextmenu van het object wijzigen.
Als het object Aan alinea verankerd is, wordt het met de pijltoetsen naar de vorige of volgende alinea verplaatst.
Als het object Aan pagina verankerd is, wordt het met de toetsen Page Up of Page Down naar de vorige of volgende pagina verplaatst.
Als het object Aan teken verankerd is, kunt u het met de pijltoetsen door de huidige alinea verplaatsen.
Als het object Als teken is verankerd, is er geen verankeringspictogram. U kunt het object niet verplaatsen.
Als het object Aan frame verankerd is, kunt u het met de pijltoetsen naar het volgende frame in een bepaalde richting verplaatsen.
Documenten van Collabora Office Calc, Collabora Office Draw en Collabora Office Impress kunnen horizontaal en verticaal in afzonderlijke weergaven gesplitst worden. In elke weergave kunnen andere delen van het document getoond worden. Met behulp van de muis kunt u vanaf de schuifbalk een scheidingslijn in het document slepen.
Shift+
+F6: geeft de scheidingslijnen weer op standaardposities en focust op een lijn.Pijltoetsen: verplaatst de huidige scheidingslijn een flink stuk in de richting van de pijl.
Shift+pijltoetsen: verplaatst de huidige scheidingslijn een klein stukje in de richting van de pijl.
Delete: verwijdert de huidige scheidingslijn
Shift+Delete: verwijdert beide scheidingslijnen
Enter: zet de huidige positie van de scheidingslijnen terug
Esc: zet de huidige scheidingslijn op zijn standaardpositie terug
+Shift+F4 opent en sluit de gegevensbronweergave.
F6: schakelt tussen documenten en werkbalken.
+ (plustoets): vouwt het geselecteerde item in de gegevensbronverkenner open.
- (mintoets): vouwt het geselecteerde item in de gegevensbronverkenner samen.
+Shift+E: schakelt tussen gegevensbronverkenner en tabel.
F6: schakelt tussen objectbalk, tabelweergave en selectiegebied.
+pijl omhoog of +pijl omlaag: verplaatst de begrenzing tussen tabelweergave en selectiegebied naar boven of beneden.
+pijltoets: verplaatst de geselecteerde tabel in de richting van de pijl.
+Shift+pijltoets: wijzigt de grootte van de geselecteerde tabel in de tabelweergave.
Del: verwijdert de geselecteerde tabel of verbinding uit de tabelweergave.
Tab: schakelt in de tabelweergave tussen tabellen en verbindingen.
Enter: wanneer er een verbinding geselecteerd is, opent u via de Enter-toets het dialoogvenster Eigenschappen van de verbinding.
Enter: wanneer er een tabel is geselecteerd, voert u met de Enter-toets het eerste gegevensveld in de keuzelijst in het selectiegebied in.
+pijl naar links of pijl naar rechts: verplaatst de geselecteerde kolom naar links of rechts.
F6: schakelt tussen werkbalk, kolomweergave en eigenschappengebied.
Druk op Tab om een pictogram te selecteren. Als u een van de pictogrammen van Rechthoek tot Vrije handlijn hebt geselecteerd en u drukt op +Enter, een object van het geselecteerde type wordt in standaardgrootte gemaakt.
Als u op Enter drukt terwijl het pictogram Selecteren is geselecteerd, wordt de focus ingesteld op het afbeeldingsvenster van de ImageMap Editor. Druk op Esc om de focus terug te zetten op de pictogrammen en invoervakken.
Als het pictogram Selecteren geselecteerd is en u drukt op +Enter, wordt het eerste object in het afbeeldingsvenster geselecteerd.
Met het pictogram Punten bewerken schakelt u de puntbewerkingsmodus voor veelhoeken in en uit.
Gebruik +Tab in het afbeeldingsvenster om het volgende punt te selecteren. Gebruik Shift++Tab om het vorige punt te selecteren.
Gebruik de Delete-toets terwijl het afbeeldingsvenster actief is om het geselecteerde object te verwijderen.
Druk op Shift+F1 om de Uitgebreide Help voor actieve opdrachten, pictogrammen of besturingselementen weer te geven.
In de Help-hoofdpagina's kunt u met Tab naar de volgende hyperlink of met Shift+Tab naar de vorige hyperlink springen.
Druk op Enter om de geselecteerde hyperlink uit te voeren.
Druk op Backspace boven de Enter-toets om naar de vorige Help-pagina terug te keren.
Pijl naar links of rechts: gaat één positie naar links of rechts
+Pijl naar links of +Pijl naar rechts: spring naar de vorige of naar de volgende splitsing
+Shift+Pijl naar links of +Shift+Pijl nar rechts: verplaats een splitsing één positie naar links of naar rechts
Home of End: springt naar de eerste of de laatst mogelijke positie
+Home of +End: spring naar de eerste of naar de laatste splitsing
Shift++Home of Shift++End: verplaats de splitsen naar de eerste of de laatste positie
Spatiebalk: splitsing invoegen of verwijderen
Insert-toets: voegt een splitsing in (laat bestaande splitsingen ongewijzigd)
Delete-toets: verwijdert een splitsing
Shift+Delete: verwijdert alle splitsingen
Pijl omhoog of pijl omlaag: scrolt een tabel met één rij omhoog of omlaag
Page Up of Page Down: scrolt een tabel met één pagina omhoog of omlaag
Escape-toets (tijdens slepen met muis): slepen annuleren, splitsing naar oude positie verplaatsen
Pijl naar links of rechts: selecteert de linker- of rechterkolom en wist andere selecties
+Pijl naar links of +Pijl naar rechts: verplaats focus naar de linker of de rechterkolom (verandert selectie niet)
Shift+pijl naar links of Shift+pijl naar rechts: vergroot of verkleint het geselecteerde bereik
+Shift+Pijl naar links of +Shift+Pijl naar rechts: vergroot of verklein het geselecteerde bereik (verandert geen andere selecties)
Home of End: selecteert de eerste of de laatste kolom (gebruik Shift of zoals met cursortoetsen)
Shift+spatiebalk: selecteert het bereik van de laatst geselecteerde kolom tot de huidige kolom
+Shift+Spatie-toets: selecteert het bereik van de laatst geselecteerde kolom tot de huidige kolom (verandert geen andere selecties)
+A: selecteert alle kolommen
Shift+F10: opent een contextmenu
+1 ... +7: stelt de 1ste ... 7de kolomtype in voor de geselecteerde kolommen
Pijl omhoog of pijl omlaag: scrolt een tabel met één rij omhoog of omlaag
Page Up of Page Down: scrolt een tabel met één pagina omhoog of omlaag
+Home of +End: blader naar de bovenkant of onderkant van een tabel
Met Tab schakelt u door alle besturingselementen in het dialoogvenster.
+pijl omlaag opent een keuzelijst met invoervak. Enter selecteert het huidige item in het keuzelijst met invoervak.
Met de pijltoetsen gaat u door het hoofdselectiegebied. Met de spatiebalk wordt het huidige teken aan de lijst met tekens toegevoegd die moeten worden ingevoegd.