Collabora Office 24.04 Help
Op de eerste pagina van de Assistent Diagram of in het contextmenu van een diagram kunt u een diagramtype kiezen.
Het voorbeeld van het diagram komt overeen met de nieuwe instellingen die u heeft ingevoerd in het dialoogvenster.
Als u het dialoogvenster verlaat met OK, worden de instellingen blijvend toegepast.
Als u het dialoogvenster verlaat met Annuleren of de Esc-toets, gaat het diagram terug naar de status van toen u het dialoogvenster opende.
Voor een 3D-diagram kunt u kiezen
om perspectief, uiterlijk en verlichting in te stellen.Voer de waarden voor de rotatie van het diagram voor de drie assen en voor een perspectiefweergave in.
Stel alle hoeken in op 0 voor een vooraanzicht van het diagram. Taartdiagrammen en ringdiagrammen worden als cirkels weergegeven.
Bij assen met rechte hoek ingeschakeld, kunt u de diagraminhoud alleen in de X- en Y-as richting roteren, dat is, evenwijdig aan de diagramranden.
Een X-waarde van 90, met Y en Z ingesteld op 0, geeft een bovenaanzicht van het diagram. Met X ingesteld op -90 ziet u de onderzijde van het diagram.
De rotaties worden toegepast in de volgorde eerst X, dan Y en als laatste Z.
Als schaduw is ingeschakeld en u roteert een diagram dan worden de lampen ook geroteerd, alsof ze aan het diagram vastzitten.
De rotatieassen zijn altijd gerelateerd aan de pagina en niet aan de diagramassen. Dit is anders dan in sommige andere diagramprogramma's.
Selecteer het keuzevak Perspectief om het diagram te bekijken in een centraal perspectief, zoals door een camera, in plaats van een parallelle projectie te gebruiken.
Stel de focus in met behulp van de draaiknop. 100% geeft in perspectief een beeld waarbij de verste hoek in het diagram ongeveer half zo groot lijkt als een hoek dichtbij.
Oudere versies van Collabora Office kunnen het percentage van het perspectief niet op dezelfde manier weergeven als de huidige versie.
Selecteer een ontwerp in de keuzelijst.
Door een ontwerp te selecteren worden de keuzevakken en de lichtbronnen overeenkomstig ingesteld.
Als u een combinatie van keuzevakken, die niet zijn aangegeven door het Realistische of Eenvoudige ontwerp, markeert of die markering verwijdert, maakt u een Gebruikergedefinieerd ontwerp.
Markeer Schaduw om de Gouraudmethode te gebruiken voor het bewerken van het oppervlak, anders wordt een vlakke methode gebruikt.
De vlakke methode stelt één enkele kleur en helderheid in voor elke veelhoek. De randen zijn zichtbaar, zachte kleurovergangen en accentlichten zijn niet mogelijk.
De Gouraudmethode past kleurovergangen toe voor een vloeiender, meer realistisch uiterlijk.
Markeer Objectranden om lijnen langs de randen te tekenen.
Markeer Randen afronden om de hoeken van vierkante vormen af te ronden.
Stel de lichtbronnen voor de 3D-weergave in.
Klik op één van de acht knoppen om een gerichte lichtbron aan of uit te zetten.
De tweede lichtbron staat standaard aan. Het is de eerste van zeven "normale", uniforme lichtbronnen. De eerste lichtbron projecteert hooglicht met accenten.
Voor de geselecteerde lichtbron kunt u dan een kleur en de intensiteit kiezen in de keuzelijst net onder de acht knoppen. De waarden voor de helderheid van alle lichten wordt toegevoegd, gebruik dus donkere kleuren als u meerdere lichtbronnen gebruikt.
Het kleine voorbeeldvenster op dit tabblad heeft twee schuifbalken om de verticale en horizontale positie van de geselecteerde lichtbron in te stellen. De lichtbron richt zich altijd op het midden van het object.
De knop in de hoek van het kleine voorbeeldvenster schakelt het interne belichtingsmodel tussen een bol of een kubus.
Gebruik de keuzelijst Omgevingslicht om het omgevingslicht te definiëren dat met een uniforme intensiteit uit alle richtingen schijnt.