Collabora Office 24.04 Help
Geeft als resultaat de som van de kwadraten van de afwijkingen op basis van een steekproefgemiddelde.
DEV.KWAD(Getal 1 [; Getal 2 [; … [; Getal 255]]])
=DEV.KWAD(A1:A50)
Geeft de waarschijnlijkheid dat waarden in een bereik liggen tussen twee grenzen. Als er geen Einde-waarde is, berekent deze functie de waarschijnlijkheid gebaseerd op het principe dat de gegevenswaarden gelijk zijn aan de waarde van Start.
KANS(Gegevens; Kans; Begin [; Einde])
Gegevens is de matrix of bereik van gegevens in de steekproef.
Kansen is de matrix of het bereik van de bijbehorende kansen.
Begin is het begin van het waardeinterval waarvan kansen worden berekend.
Einde (optioneel) is het einde van het waardeinterval waarvan kansen worden berekend. Als deze parameter ontbreekt wordt de kans voor de Begin-waarde berekend.
=KANS(A1:A50;B1:B50;50;60) geeft de waarschijnlijkheid terug waarmee een waarde in het bereik A1:A50 ook tussen de grenzen 50 en 60 ligt. Elke waarde in het bereik A1:A50 heeft een waarschijnlijkheid in het bereik B1:B50.
Converteert een willekeurige variabele naar een genormaliseerde waarde.
NORMALISEREN(Getal; Gemiddelde; StAfw)
Getal is de waarde die moet worden genormaliseerd.
Gemiddelde is het rekenkundig gemiddelde van de verdeling.
StAfw is de standaardafwijking voor de verdeling.
=NORMALISEREN(11;10;1) geeft 1 terug. De waarde 11 in een normale verdeling met een gemiddelde van 10 en een standaard afwijking van 1 is zoveel boven het gemiddelde van 10 als de waarde 1 boven het gemiddelde van de standaard normale verdeling is.
Geeft als resultaat het aantal permutaties voor een gegeven aantal objecten.
PERMUTATIES(Aantal1; Aantal2)
Aantal1 is het totale aantal objecten.
Aantal2 is het aantal objecten in elk permutatie.
=PERMUTATIES(6;3) geeft 120 terug. Er zijn 120 verschillende mogelijkheden om een reeks van 3 speelkaarten uit 6 speelkaarten te pakken.
Geeft als resultaat het aantal permutaties voor een gegeven aantal objecten (herhaling toegestaan).
PERMUTATIES.A(Aantal1; Aantal2)
Aantal1 is het totale aantal objecten.
Aantal2 is het aantal objecten in elk permutatie.
Hoe vaak kunnen 2 objecten worden geselecteerd uit een totaal van 11 objecten?
=PERMUTATIES.A(11;2) geeft 121 terug.
=PERMUTATIES.A(6;3) geeft 216 terug. Er zijn 216 verschillende mogelijkheden om een reeks van 3 speelkaarten samen te stellen uit 6 speelkaarten als elke kaart wordt teruggelegd voordat de volgende wordt gepakt.
Geeft als resultaat de rang van een getal in een steekproef.
RANG(Waarde; Gegevens [; Type])
Waarde is de waarde waarvan rang moet worden bepaald.
Gegevens is de matrix of bereik van gegevens in de steekproef.
Type (optioneel) is de volgorde van de reeks.
Type = 0 betekent aflopend van het laatste item in de matrix naar het eerste (dit is de standaardwaarde),
Type = 1 betekent oplopend van het eerste item in het bereik naar het laatste.
=RANG(A10;A1:A50) geeft de rang terug van de waarde in A10 in waardenbereik A1:A50. Als Waarde niet bestaat in het bereik wordt een foutbericht weergegeven.
Geeft de statistische rangvolgorde van een bepaalde waarde, binnen een meegeleverde matrix met waarden. Als er dubbele waarden in de lijst zitten, krijgen deze dezelfde rangvolgorde.
Het verschil tussen RANG.GEMIDDELDE en RANG.GELIJK doet zich voor als er dubbelingen in een lijst met waardes voorkomen. De RANG.GELIJK-functie geeft de laagste rang, terwijl de RANG.GEMIDDELDE-functie de gemiddelde waarde geeft.
RANG.GELIJK(Waarde; Gegevens [; Type])
Waarde is de waarde waarvan rang moet worden bepaald.
Gegevens is de matrix of bereik van gegevens in de steekproef.
Type (optioneel) is de volgorde van de reeks.
Type = 0 betekent aflopend van het eerste item in het bereik naar het laatste (dit is de standaard),
Type = 1 betekent oplopend van het eerste item in het bereik naar het laatste.
=RANG(A10;A1:A50) geeft de rang terug van de waarde in A10 in waardenbereik A1:A50. Als Waarde niet in het bereik bestaat wordt een foutbericht weergegeven.
COM.MICROSOFT.RANK.EQ
Geeft de statistische rangvolgorde van een bepaalde waarde, binnen een meegeleverde matrix met waarden. Als er dubbele waarden in de lijst zitten, wordt de gemiddelde rangvolgorde gegeven.
Het verschil tussen RANG.GEMIDDELDE en RANG.GELIJK doet zich voor als er dubbelingen in een lijst met waardes voorkomen. De RANG.GELIJK-functie geeft de laagste rang, terwijl de RANG.GEMIDDELDE-functie de gemiddelde waarde geeft.
RANG.GEMIDDELDE(Waarde; Gegevens [; Type])
Waarde is de waarde waarvan rang moet worden bepaald.
Gegevens is de matrix of bereik van gegevens in de steekproef.
Type (optioneel) is de volgorde van de reeks.
Type = 0 betekent aflopend van het laatste item in de matrix naar het eerste (dit is de standaardwaarde),
Type = 1 betekent oplopend van het eerste item in het bereik naar het laatste.
=RANG.GEMIDDELDE(A10;A1:A50) geeft de rang terug van de waarde in A10 in waardenbereik A1:A50. Als Waarde niet bestaat in het bereik wordt een foutbericht weergegeven.
COM.MICROSOFT.RANK.AVG
Geeft als resultaat de mate van scheefheid van een verdeling.
SCHEEFHEID(Getal 1 [; Getal 2 [; … [; Getal 255]]])
De parameters moeten ten minste drie waarden specificeren.
=SCHEEFHEID(A1:A50) berekent de mate van scheefheid voor de gegevens waarnaar wordt verwezen.
Geeft als resultaat de standaardfout van de voorspelde y-waarde voor iedere x in de regressie.
STAND.FOUT.YX(GegevensY; GegevensX)
GegevensY is de array of matrix van Y-gegevens.
GegevensX is de array of matrix van X-gegevens.
=STAND.FOUT.YX(A1:A50;B1:B50)
Geeft als resultaat de inverse van de standaard normale cumulatieve verdeling.
STAND.NORM.INV(Getal)
Getal is de kans waarvoor de inverse standaard normale verdeling wordt berekend.
=STAND.NORM.INV(0,908789) geeft 1,3333 terug.
COM.MICROSOFT.NORM.S.INV
Geeft als resultaat de functie voor de standaard normale cumulatieve verdeling. De verdeling heeft een gemiddelde van nul en een standaarddeviatie van één.
NORM.S.VERD(Getal;Cumulatief)
Getal is de waarde waarvoor de standaard normale cumulatieve verdeling wordt berekend.
Cumulatief 0 of Onwaar berekent de kansdichtheidsfunctie. Elke andere waarde of WAAR berekent de cumulatieve verdelingsfunctie.
=NORM.S.VERD(1;0) geeft 0.2419707245.
=STAND.NORM.VERD(1;1) geeft 0,8413447461 terug. Het gebied onder de lijn van de standaard normale verdeling, links van de X-waarde 1, is 84% van het totale gebied.
COM.MICROSOFT.NORM.S.DIST
Geeft als resultaat de inverse van de standaard normale cumulatieve verdeling.
STANDNORMINV(Getal)
Getal is de kans waarvoor de inverse standaard normale verdeling wordt berekend.
=STANDNORMINV(0,908789) geeft 1,3333 terug.
Geeft als resultaat de functie voor de standaard normale cumulatieve verdeling. De verdeling heeft een gemiddelde van 0 en een standaarddeviatie van 1.
Het is GAUSS(x)=NORMSDIST(x)-0.5
STANDNORMVERD(Getal)
Getal is de waarde waarvoor de standaard normale cumulatieve verdeling wordt berekend.
=STANDNORMVERD(1) geeft 0,84 terug. Het gebied onder de lijn van de standaard normale verdeling, links van de X-waarde 1, is 84% van het totale gebied.
Maakt een schatting van de standaardafwijking op basis van een steekproef.
STDEV(Getal 1 [; Getal 2 [; … [; Getal 255]]])
De parameters moeten ten minste twee waarden specificeren.
=STDEV(A1:A50) geeft de geschatte standaarddeviatie terug op basis van de gegevens waarnaar wordt verwezen.
Berekent de standaarddeviatie op basis van een steekproef van de gehele populatie.
STDEV.S(Getal 1 [; Getal 2 [; … [; Getal 255]]])
De parameters moeten ten minste twee waarden specificeren.
=STDEVS(A1:A50) geeft een standaardafwijking van de gegevens waarnaar wordt verwezen.
COM.MICROSOFT.STDEV.S
Berekent de standaarddeviatie van een schatting op basis van een steekproef.
STDEVA(Getal 1 [; Getal 2 [; … [; Getal 255]]])
De parameters moeten ten minste twee waarden specificeren. Tekst heeft de waarde 0.
=STDEVA(A1:A50) geeft de standaardafwijking van de gegevens waarnaar wordt verwezen.
Berekent de standaarddeviatie op basis van de gehele populatie.
STDEVP(Getal 1 [; Getal 2 [; … [; Getal 255]]])
=STDEVP(A1:A50) geeft een standaardafwijking van de gegevens waarnaar wordt verwezen.
Berekent de standaarddeviatie op basis van de gehele populatie.
STDEV.P(Getal 1 [; Getal 2 [; … [; Getal 255]]])
=STDEV.P(A1:A50) geeft een standaardafwijking van de gegevens waarnaar wordt verwezen.
COM.MICROSOFT.STDEV.P
Berekent de standaarddeviatie op basis van de gehele populatie. De waarde van tekst is 0.
STDEVPA(Getal 1 [; Getal 2 [; … [; Getal 255]]])
Tekst heeft de waarde 0.
=STDEVPA(A1:A50) geeft de standaardafwijking van de gegevens waarnaar wordt verwezen.
Geeft als resultaat de helling van de lineaire regressielijn. De helling wordt aangepast aan de set gegevenspunten in de y- en x-waarden.
STIJGING(GegevensY; GegevensX)
GegevensY is de array of matrix van Y-gegevens.
GegevensX is de array of matrix van X-gegevens.
=STIJGING(A1:A50;B1:B50)
Berekent de juiste rechtszijdige Student's t-verdeling, dat een doorlopende kansverdeling is, die vaak wordt gebruikt voor het testen van hypothesen op kleine gegevenssets van een steekproef.
CHI.KWADRAAT(Getal; Vrijheidsgraden)
Getal is de waarde waarvoor de t-verdeling wordt berekend.
VrijheidsGraden is het aantal vrijheidsgraden voor de t-verdeling.
=T.DIST.RT(1; 10) geeft 0.1704465662.
COM.MICROSOFT.T.DIST.RT
Geeft als resultaat de inverse van de t-verdeling.
T.INV(Getal; Vrijheidsgraden)
Getal is de kans die verbonden is met de tweezijdige t-verdeling.
VrijheidsGraden is het aantal vrijheidsgraden voor de t-verdeling.
=T.INV(0,1;6) geeft -1,4397557473 terug
COM.MICROSOFT.T.INV
Berekent de inverse van de tweezijdige Student's t-verdeling, dat een doorlopende kansverdeling is, die vaak wordt gebruikt voor het testen van hypothesen over kleine gegevenssets van een steekproef.
T.INV.2Z(Getal; Vrijheidsgraden)
Getal is de kans die verbonden is met de tweezijdige t-verdeling.
VrijheidsGraden is het aantal vrijheidsgraden voor de t-verdeling.
=T.INV.2Z(0.25; 10) geeft 1,221255395.
COM.MICROSOFT.T.INV.2T
Geeft als resultaat de kans die verbonden is met een Student's t-Toets.
T.TOETS(Gegevens1; Gegevens2; Modus; Type)
Gegevens1 is de afhankelijke matrix of bereik van gegevens voor het eerste record.
Gegevens2 is de afhankelijke matrix of bereik van gegevens voor het tweede record.
Modus = 1 berekent de eenzijdige toets, Modus = 2 tweezijdige verdeling.
Type is het soort t-toets dat moet worden uitgevoerd. Type 1 betekent paarsgewijze. Type 2 betekent twee steekproeven, gelijke variantie (homoscedastisch). Type 3 betekent twee steekproeven, ongelijke variantie (heteroscedastisch).
=T.TOETS(A1:A50;B1:B50;2;2)
COM.MICROSOFT.T.TEST
Geeft als resultaat de t-verdeling.
T.VERD(Getal; Vrijheidsgraden; Cumulatief)
Getal is de waarde waarvoor de t-verdeling wordt berekend.
VrijheidsGraden is het aantal vrijheidsgraden voor de t-verdeling.
Cumulatief = 0 of ONWAAR geeft de kansdichtheidsfunctie terug, 1 of WAAR geeft de cumulatieve verdelingsfunctie terug.
=T.VERD(1; 10; WAAR) geeft 0.8295534338
COM.MICROSOFT.T.DIST
Berekent de tweezijdige Student's t-verdeling, dat een doorlopende kansverdeling is, die vaak wordt gebruikt voor het testen van hypothesen op kleine gegevenssets van een steekproef.
T.VERD.2Z(Getal; VrijheidsGraden)
Getal is de waarde waarvoor de t-verdeling wordt berekend.
VrijheidsGraden is het aantal vrijheidsgraden voor de t-verdeling.
=T.DIST.RT(1; 10) geeft 0.1704465662.
COM.MICROSOFT.T.DIST.2T
Geeft als resultaat de inverse van de t-verdeling.
TINV(Getal; Vrijheidsgraden)
Getal is de kans die verbonden is met de tweezijdige t-verdeling.
VrijheidsGraden is het aantal vrijheidsgraden voor de t-verdeling.
=TINV(0,1;6) geeft 1,94 terug
Geeft als resultaat de kans die verbonden is met een Student's t-Toets.
TTOETS(Gegevens1; Gegevens2; Modus; Type)
Gegevens1 is de afhankelijke matrix of bereik van gegevens voor het eerste record.
Gegevens2 is de afhankelijke matrix of bereik van gegevens voor het tweede record.
Modus = 1 berekent de eenzijdige toets, Modus = 2 tweezijdige verdeling.
Type is het soort t-toets dat moet worden uitgevoerd. Type 1 betekent paarsgewijze. Type 2 betekent twee steekproeven, gelijke variantie (homoscedastisch). Type 3 betekent twee steekproeven, ongelijke variantie (heteroscedastisch).
=TTOETS(A1:A50;B1:B50;2;2)
Geeft als resultaat de t-verdeling.
TVERD(Getal; Vrijheidsgraden; Modus)
Getal is de waarde waarvoor de t-verdeling wordt berekend.
VrijheidsGraden is het aantal vrijheidsgraden voor de t-verdeling.
Modus = 1 geeft als resultaat de eenzijdige toets, Modus = 2 geeft als resultaat de tweezijdige toets.
=TVERD(12;5;1)
Maakt een schatting van de variantie op basis van een steekproef.
VAR(Getal 1 [; Getal 2 [; … [; Getal 255]]])
De parameters moeten ten minste twee waarden specificeren.
=VAR(A1:A50)
Berekent een variantie op basis van de gehele populatie.
VAR.P(Getal 1 [; Getal 2 [; … [; Getal 255]]])
=VAR.P(A1:A50)
COM.MICROSOFT.VAR.P
Maakt een schatting van de variantie op basis van een steekproef.
VAR.S(Getal 1 [; Getal 2 [; … [; Getal 255]]])
De parameters moeten ten minste twee waarden specificeren.
=VAR.S(A1:A50)
COM.MICROSOFT.VAR.S
Maakt een schatting van de variantie op basis van een steekproef. De waarde van tekst is 0.
VARA(Getal 1 [; Getal 2 [; … [; Getal 255]]])
De parameters moeten ten minste twee waarden specificeren.
=VARA(A1:A50)
Berekent een variantie op basis van de gehele populatie.
VARP(Getal 1 [; Getal 2 [; … [; Getal 255]]])
=VARP(A1:A50)
Berekent de variantie op basis van de gehele populatie. De waarde van tekst is 0.
VARPA(Getal 1 [; Getal 2 [; … [; Getal 255]]])
=VARPA(A1:A50)
Geeft als resultaat de inverse van de normale cumulatieve verdeling.
VOORSPELLEN(Waarde; GegevensY; GegevensX)
Waarde is de x-waarde waarvoor de y-waarde op de lineaire regressie moet worden opgezocht.
GegevensY is de matrix of bereik van bekende y's.
GegevensY is de matrix of bereik van bekende x-en.
=VOORSPELLEN(50;A1:A50;B1;B50) geeft de Y-waarde die wordt verwacht voor de X-waarde van 50 als de X- en Y-waarden in beide verwijzingen gekoppeld zijn door een lineaire trend.
Extrapoleert toekomstige waarden gebaseerd op bestaande x- en y-waarden.
VOORSPELLEN.LINEAR(waarde; gegevens_Y; gegevens_X)
Waarde is de x-waarde waarvoor de y-waarde op de lineaire regressie moet worden opgezocht.
GegevensY is de matrix of bereik van bekende y's.
GegevensY is de matrix of bereik van bekende x-en.
=VOORSPELLEN(50;A1:A50;B1;B50) geeft de y-waarde die wordt verwacht voor de x-waarde van 50 als de x- en y-waarden in beide verwijzingen gekoppeld zijn door een lineaire trend.
COM.MICROSOFT.FORECAST.LINEAR
Geeft als resultaat de waarden van de Weibull-verdeling.
De Weibull-verdeling is een doorlopende kansverdeling, met de parameters Alfa > 0 (vorm) en Bèta > 0 (schaal).
Als C 0 is berekent WEIBULL de kansdichtheidsfunctie.
Als C 1 is berekent WEIBULL de cumulatieve verdelingsfunctie.
WEIBULL(Getal; Alfa; Bèta; C)
Getal is de waarde waarop de Weibull-verdeling berekend wordt.
Alfais de Alfa-parameter van de Weibull-verdeling.
Bèta is de Bèta-parameter van de Weibull-verdeling.
C geeft het soort functie aan.
=WEIBULL(2;1;1;1) geeft 0,86 terug.
Bekijk ook de Wiki-pagina.
Geeft als resultaat de waarden van de Weibull-verdeling.
De Weibull-verdeling is een doorlopende kansverdeling, met de parameters Alfa > 0 (vorm) en Bèta > 0 (schaal).
Als C 0 is, berekent WEIBULL.VERD de kansdichtheidsfunctie.
Als C 1 is, berekent WEIBULL.VERD de cumulatieve verdelingsfunctie.
WEIBULL.VERD(Getal; Alfa; Bèta; C)
Getal is de waarde waarop de Weibull-verdeling berekend wordt.
Alfais de Alfa-parameter van de Weibull-verdeling.
Bèta is de Bèta-parameter van de Weibull-verdeling.
C geeft het soort functie aan.
=WEIBULL.VERD(2;1;1;1) geeft 0,86 terug.
Bekijk ook de Wiki-pagina.
COM.MICROSOFT.WEIBULL.DIST