Collabora Office 24.04 Help
Opent de Functie-assistent, welke u helpt met het maken van formules.
Voordat u de assistent start, selecteert u een cel of een reeks cellen in het huidige blad om de positie te bepalen waar de formule wordt ingevoegd.
U kunt de volledige specificatie van ODFF (OpenDocument Format Formula) downloaden vanaf de OASIS-website.
De Functie-assistent heeft twee tabbladen: Functies wordt gebruikt om formules te creëren en Structuur om de opbouw van de formule te controleren.
Zoekt naar een deel van de functienaam.
Somt alle categorieën op waaraan de verschillende functies zijn toegewezen. Selecteer een categorie om de toepasselijke functies in het lijstveld eronder te bekijken. Selecteer "Alle" om alle functies in alfabetische volgorde, los van de categorie, te bekijken. "Als laatste gebruikt" somt de functies op die u het meest recent heeft gebruikt.
U kunt bladeren in Lijst met categorieën en functies.
Deze lijst geeft de functies weer die bij de geselecteerde categorie behoren. Dubbelklik op een functie om hem te selecteren. Een enkele klik geeft een korte functieomschrijving weer.
Door dit keuzevak te markeren zal de functie als een matrixformule in het geselecteerde cellenbereik worden ingevoegd. Elke cel in de matrix bevat de formule, niet als een kopie maar als een gemeenschappelijke formule gedeeld door alle matrixcellen.
De optie Matrix is gelijk aan de opdracht CommandoCtrl+Shift+Enter, die wordt gebruikt om formules in een werkblad in te voeren en te bevestigen. De formule wordt ingevoerd als een matrix-formule, aangeduid met twee accolades: { }.
De maximumgrootte van een matrixbereik is 128 bij 128 cellen.
Wanneer u dubbelklikt op een functie verschijnen aan de rechterzijde van het dialoogvenster het (de) invoerveld(en) voor de argumenten. Klik direct in de cel of sleep, met ingedrukte muisknop, over het gewenste bereik op het blad om een celverwijzing als argument te selecteren. U kunt ook numerieke en andere waarden of verwijzingen direct in de corresponderende velden in het dialoogvenster invoeren. Overtuig u er van dat u, bij het gebruiken van datums, de juiste opmaak gebruikt. Klik op OK om het resultaat in het werkblad in te voegen.
Zodra u argumenten in de functie invoert, wordt het resultaat berekend. Dit tussenresultaat informeert u of de berekening uitgevoerd kan worden met de opgegeven argumenten. Als het resultaat van de argumenten een fout oplevert wordt de overeenkomstige foutcode weergegeven.
De vereiste argumenten worden aangegeven door vetgedrukte namen.
Stelt u in staat om een onderliggend niveau van de Functie-assistent te bereiken om andere functies binnen de functie te nesten, in plaats van een waarde of verwijzing.
Het aantal zichtbare tekstvelden is afhankelijk van de functie. Voer argumenten direct in de argumentvelden in of klik op een cel in de tabel.
Geeft het resultaat van de berekening weer of een foutmelding.
Toont de gecreëerde formule. Typ de items rechtstreeks in of maak de formule met de Functie-assistent.
Beweegt de focus terug door de delen van de formule, en markeert ze daarbij.
Om een enkele functie te selecteren uit een complexe formule hoeft u alleen op de functie in het formulevenster te dubbelklikken.
Gebruik deze functie om voorwaarts door de formulecomponenten te gaan in het formulevenster. Deze knop kan verder gebruikt worden om functies aan de formule toe te wijzen. Als u een functie selecteert en klikt op de knop Volgende, verschijnt de selectie in het formulevenster.
Dubbelklik op een functie in het selectievenster om deze over te brengen naar het formulevenster.
Beëindigt de Functie-assistent en plaatst de formule in de geselecteerde cellen.
Sluit het dialoogvenster zonder de formule over te nemen.
Op deze pagina kunt u de structuur van de functie bekijken.
Als u de Functie-assistent start terwijl de celcursor in een cel staat die al een functie bevat, wordt de tab Structuur geopend en de samenstelling van de huidige formule getoond.
De functie wordt hier hiërarchisch weergegeven. U kunt de formules op- of uitvouwen met behulp van het plus- of minteken zodat de argumenten weergegeven of verborgen worden.
Blauwe stippen duiden aan dat de argumenten correct zijn ingevuld. Rode stippen duiden op verkeerde gegevenstypen. Bijvoorbeeld een functie SOM met tekstargumenten zal in het rood geaccentueerd worden omdat SOM alleen getallen als invoer toestaat.