Sprongen
De volgende instructies worden gebruikt om sprongen uit te voeren.
Roept een subroutine aan die wordt aangegeven door een label in een Sub of een Function. De instructies na het label worden uitgevoerd tot de volgende instructie Return. Daarna gaat het programma verder met de instructie die volgt op de instructie GoSub.
Zet de uitvoering van het programma voort binnen een Sub of Function op de procedureregel die wordt aangegeven door een label.
Vertakt naar Ă©Ă©n van verschillende gespecificeerde regels in de programmacode, afhankelijk van de waarde van een numerieke expressie.