Collabora Office 24.04 Help
De stapsgewijze uitvoering maakt het mogelijk om elke regel in uw programma op fouten te controleren. Op deze manier worden fouten gemakkelijk opgespoord aangezien u het resultaat van elke stap direct kunt zien. Een aanwijzer in de onderbrekingspunt-kolom van het venster Bewerken geeft de huidige regel aan. Bovendien kunt u een onderbrekingspunt instellen als u wilt dat het programma op een specifieke plaats wordt onderbroken.
In de onderbrekingspuntkolom, links van het venster Bewerken, dubbelklikt u bij de overeenkomstige regel om een onderbrekingspunt in te stellen of om een bestaand onderbrekingspunt te verwijderen. Wanneer het programma een onderbrekingspunt bereikt, wordt de uitvoering van het programma onderbroken.
De uitvoering met behulp van het pictogram Stap voor stap zorgt ervoor dat het programma procedures en functies doorloopt.
De uitvoering met behulp van het pictogram Procedurestap zorgt ervoor dat het programma als één enkele stap over procedures en functies stapt.
De eigenschappen van een onderbrekingspunt kunnen via het contextmenu opgeroepen worden door met de rechtermuisknop op het onderbrekingspunt in de onderbrekingspuntkolom te klikken.
U kunt een onderbrekingspunt activeren en deactiveren door Actief te selecteren in het contextmenu. Wanneer een onderbrekingspunt is gedeactiveerd, zal het de uitvoering van het programma niet onderbreken.
Selecteer Eigenschappen in het contextmenu of selecteer Onderbrekingspunten beheren in het contextmenu van de onderbrekingspunt-kolom om het dialoogvenster Onderbrekingspunten beheren te openen waar u andere opties kunt definiëren:
In de keuzelijst staan alle onderbrekingspunten met het overeenkomstige regelnummer in het programma. Met behulp van het keuzevakje Actief kunt u aangeven of het onderbrekingspunt actief moet blijven of niet.
In het veld Doorloop kunt u definiëren hoeveel keer het onderbrekingspunt mag worden gepasseerd vóór het programma wordt onderbroken. Als u 0 (de standaardinstelling) kiest, zal het programma altijd worden onderbroken zodra een onderbrekingspunt wordt bereikt.
Klik op Verwijderen om het onderbrekingspunt uit het programma te verwijderen.
U kunt de waarden van een variabele controleren door deze aan het venster Controle toe te voegen. Als u een variabele aan de lijst van gecontroleerde variabelen wilt toevoegen, typt u de variabelenaam in het tekstvak Controle en drukt u op Enter.
De waarden van variabelen worden alleen getoond als zij binnen het bereik vallen. Variabelen die niet zijn gedefinieerd op de huidige locatie in de broncode, geven het bericht Out of Scope [Buiten bereik] weer in plaats van een waarde.
U kunt ook matrices opnemen in het Controle-venster. Als u de naam van een matrixvariabele zonder een indexwaarde in het Controle tekstvak intypt wordt de inhoud van de gehele matrix getoond.
Als u de muis in run-time op een vooraf gedefinieerde variabele in de editor laat staan, wordt de inhoud van de variabele in een popup-vak weergegeven.
Geeft een overzicht van de hiërarchie waarin procedures en functies aangeroepen worden. U kunt bepalen welke procedures en functies welke andere procedures en functies aanroepen op het huidige punt in de broncode.